Pastoraatstraining 1: het passieve hart
Tijdens de zondeval is er met de mens van alles gebeurd. Er ontstond schaamte, er ontstonden verwijten, er was ineens angst, er was ineens ik-gerichtheid. Maar één van de wortels van de zonde was de passiviteit van Adam. Adam stond er bij en keek er naar. Hij kwam niet in actie. Hij toonde geen verontwaardiging richting de slang of richting Eva. Hij sprong niet op de bres voor God toen de slang God beschuldigde van halve waarheden. Hij liet het gebeuren.
Adam was geroepen om een actief mens te zijn. Actief in het heersen over de aarde. Actief in het namen geven aan alle dieren en planten, actief in de omgang met God zelf, actief in het vermenigvuldigen van de mens, actief in het verzorgen van tuin van God. Hij was als enige door God op aarde in staat gesteld om vooruit te denken, om te plannen, om iets te willen, om systematisch te denken, om te kiezen. De aarde was het domein dat God aan de mens had gegeven. Niet God zou direct de aarde besturen, maar de mens. Maar Adam werd een mens die zich liet overheersen door de woorden van een slang. Adam werd passief. Zijn vrouw beging een fatale vergissing, maar hij stond er bij en keek er naar. Hij liet het gebeuren.
Er wordt vaak naar Eva gekeken. Zij was degene die van de boom at, zij was degene die met de slang in gesprek ging. Zij was degene die Adam verleidde. Maar alles had anders kunnen lopen als Adam zijn actieve taak serieus had genomen. Hij had kunnen weten dat er iets niet klopte toen een slang een gesprek aanging met zijn vrouw. Hij had kunnen weten dat er iets niet in de haak was toen de slang zich ging verheffen tegen God. Hij kende God, hij wandelde met Hem in zijn tuin.
De trein
Het lijkt wel of er twee soorten mensen bestaan. Aan de ene kant is er een groep mensen die het leven beleeft als een lange treinreis. De trein rijdt, stopt soms, rijdt soms hard en soms langzaam. Je zit in een coupé en je kijkt door het raam naar buiten. Je ziet de verschillende landschappen en stations aan je voorbijglijden. Soms stappen er mensen in, soms stappen er mensen uit. Je probeert vanuit je coupé op de perronborden te kijken om erachter te komen waar jouw trein eigenlijk op weg naar toe is. Maar het is steeds niet te zien. De treinbestuurder is onzichtbaar. Hij zit achter een gesloten deur. Er komt geen conducteur langs, de andere passagiers lijken een andere, onbegrijpelijke taal te spreken. Sommigen converseren met elkaar, anderen kijken starend naar buiten, net als jij. Je geeft je er aan over, je laat je meevoeren. Dit plaatje lijkt model te staan voor een groep mensen met geestelijke en emotionele problemen.
Er zijn problemen ontstaan, je ziet ze aan je voorbijglijden, je weet niet hoe je er invloed op moet uitoefenen. Sterker nog: het leven heeft je duidelijk geleerd dat je geen invloed kunt uitoefenen op je problemen. Het begon al toen je kind was. Ineens was daar die persoon die over jouw grenzen heen ging als kind. Je besefte niet eens wat er gebeurde, en dacht dat het wel normaal zou zijn. Alleen mocht je er met papa en mama niet over praten. Dan zou er iets ergs gebeuren. Later gebeurde het nog een keer. Je broertje werd ziek. Je zag het verdriet bij je vader en moeder, en ook de pijn van je broertje. Na maanden van strijd was daar die afschuwelijke dag dat hij er niet meer was. Je vader en moeder hadden je verteld dat je nog dag mocht zeggen tegen hem, maar het was vreemd. Je begreep het niet. Toen was er de begrafenis. Je was erbij toen je broertje met wie je altijd zo leuk had gespeeld in een kist lag. Er werden liederen gezongen over God. Mensen vertelden je dat God voor je broertje zou zorgen, maar hij lag hier in een kist. God werd de treinbestuurder achter de gesloten deur. De dingen gebeurden gewoon en je kon er geen invloed op uitoefenen.
Zo ging het verder in je leven. Er waren mooie tijden en er waren slechte tijden. Maar je had geleerd je er maar gewoon aan over te geven. Het leven had je duidelijk bewezen dat je niets te willen hebt. Er is niks te kiezen. De dingen gebeuren gewoon, of je nou wilt of niet. En zo rol je van het één in het ander. Je studie, je beroep, je relaties, je gemeente, je geloof, het gebeurt allemaal ....
Veel christenen die in psychische of geestelijke nood terecht zijn gekomen, hebben de overtuiging dat ze niets te willen hebben. Ze komen bij jou als pastoraal werker terecht. Misschien omdat er relatieproblemen zijn, misschien omdat er depressie of angstproblemen zijn. Of een geloofscrisis. Bestaat God wel echt? Kom ik hier ooit nog uit? Wat moet ik doen? Ze zijn blij dat jij als pastoraal werker hun coupé binnenstapt en hun taal lijkt te spreken. Hun hoop is op jou gevestigd. Zoals andere mensen en gebeurtenissen ook een grote invloed op hen hebben gehad, zo zul jij dat misschien ook kunnen hebben. Maar dan positief. Hun verwachting is op jou gericht. Jij bent de pastoraal werker. Jij hebt er cursussen voor gevolgd. Sterkte ... !
Het kernwoord bij deze mensen is ‘passiviteit’. Ze laten zich meenemen, meevoeren. Hun bestaan lijkt meer op overleven dan op leven. Hun verwachting is gericht op de omstandigheden. ‘Als mijn man nou eens wat meer oog had voor mij ...’, ‘Kijk, als ik nou een andere baan zou vinden, dan zou het allemaal wel anders gaan’. Op zichzelf beslist geen onzin. Je man heeft invloed op je leven, het al of niet hebben van een baan waar je plezier in hebt, doet zeker iets met je. Maar als de omstandigheden je leven bepalen, ben je als een opblaas-strandbal die door de wind en de golven van de zee alle kanten op geslingerd kan worden. Het ding is te licht, heeft te weinig massa, om zijn richting vast te houden. Een schop of een duw in de goede richting heeft zeker succes, maar er is soms zoveel tegenwind op het strand. Een echte voetballer kan niks met zo’n bal. De beste voetbalspits krijgt het ding niet in het doel als de wind een beetje tegenzit. De bal buigt af, en de keeper hoeft er weinig moeite voor te doen om deze bal tegen te houden. Er zit geen doelgerichte beweging in de bal.
Het paard
Er is ook een andere groep mensen. Hun beleving van het leven is te vergelijken met een ruiter op een paard. Een paard leeft. Een paard is een edel dier, maar kan wel een grillig karakter hebben. Paardrijden vraagt oefening. Uren en uren van oefening. Jij moet het dier leren kennen, het dier moet jou leren kennen. Je krijgt zadelpijn, spierpijn. Het hobbelt en schudt en bij de eerste draf sta je doodsangsten uit. Je moet je vastgrijpen om er niet af te vallen. Maar na weken oefenen en proberen is het zover: je eerste rit alleen met je eigen paard. Het is kicken! Je voelt je zo vrij als een vogel in de lucht. Je paard ruikt de boslucht en je beseft ineens wat het woord paardenkracht betekent. Je geeft hem de sporen en daar ga je! Wauw!
Aan paardrijden zitten grenzen. Als je bij Hoek van Holland je paard richting de Noordzee stuurt met de bedoeling om even in Londen te kijken gaat er geheid iets mis. Niet alles kan. Zo is het in het leven ook. Niet alles is mogelijk. Er zijn grenzen waar je het mee moet doen. Je leeftijd, je bril, je grijze haren bepalen je er iedere dag bij dat je binnen bepaalde grenzen leeft waar je geen invloed op kunt uitoefenen. Maar binnen die grenzen is er van alles mogelijk.
Ik heb ontdekt dat wanneer mensen zich kunnen schikken in de grenzen die er aan hun leven gesteld zijn, maar dat ze binnen deze grenzen durven de ruimte durven te benutten die God heeft gegeven, dat er een geestelijke vrijheid ontstaat waarbinnen een gezond geestelijk functioneren kan plaatsvinden. Alleen zijn geeft grenzen, een huwelijk geeft grenzen, je leeftijd geeft grenzen, je geslacht geeft grenzen. Sommige mensen willen deze grenzen niet onder ogen zien, of willen de ruimte die er binnen deze grenzen is niet onder ogen zien. Dit legt een voedingsbodem voor het ontwikkelen van allerlei geestelijke en emotionele problemen.
Mensen die actief in het leven staan zijn te vergelijken met een professionele zware leren voetbal. Wanneer de geoefende voetballer deze bal aan zijn voeten krijgt merkt hij dat de bal goed te sturen is. Het ding is hard, heeft gewicht, heeft body. Als je hem een goeie schop geeft dan houdt deze bal zijn snelheid en zijn richting vast. De keeper moet zijn volle gewicht en concentratie inzetten om deze bal nog te stoppen. Het is een bal om mee te scoren. Er is actie, beweging, richting aan te geven. Als ‘ie een zet krijgt, dan gaat ‘ie.
In pastoraat is het van groot belang om te zien of iemand passief dan wel actief in het leven staat. Bij de actieve mens kunnen de problemen net zo groot worden als bij de passieve mens. Alleen als je iemand gaat begeleiden als pastoraal werker, dan merk je al snel of iemand richting kan brengen in zijn leven. Je merkt het aan de manier van praten. De actieve persoon stelt zich verantwoordelijk op voor zijn eigen leven. De passieve persoon houdt anderen of omstandigheden verantwoordelijk. De actieve persoon wil iets doen aan zijn problemen, de passieve persoon hoopt dat de problemen op een of andere manier zullen verdwijnen.
Eén van de eerste dingen die ik bij mensen in hulpverlening helder probeer te krijgen is de wilskracht. Als die er niet of nauwelijks is, richt ik daar als eerste mijn aandacht op, en niet op de depressie, de angst, de verslaving of de relatieproblemen. Het is voor veel pastoraal werkers een valkuil om met iemand aan de slag te gaan die eigenlijk zelf niet gelooft dat hij nog iets te willen heeft in het leven. Mensen zullen vanuit de trein in het zadel moeten komen te zitten, wil hulpverlening enige kans van slagen hebben. Het is opvallend dat de Here Jezus bij genezing vaak aan de zieke vroeg: wat wil je dat ik voor je doe? Hij deed een appèl op de wil van de zieke. Hij reageerde op datgene wat de zieke zelf aangaf. Onze wil heeft heel veel met ons geloof te maken. Het geloof is geen zaak van ons gevoel of van ons verstand. Het is een zaak van ons hart. Als mensen hun hart ergens op durven zetten, dan gebeurt er iets. Zowel bij christenen als niet-christenen. Het is daarom dat God ons hart wil hebben. Dat is het meest krachtige dat de mens in zich heeft. Het is de kern van zijn persoonlijkheid. De Spreuken-schrijver waarschuwt ons om ons hart te bewaren boven alles wat te bewaren is, want van daaruit komen de oorsprongen van het leven voort. God zoekt ons hart, de diepste plaats waar we onze keuzes maken. In pastorale contacten is het van groot belang om in contact te komen met het hart van de hulpvrager. Waar zit zijn pijn? Waar zitten zijn beschadigingen? En waar wil hij ten diepste zijn hart op gaan zetten? Ik zeg altijd tegen mensen: ga alleen aan de slag met dingen waar je zelf helemaal achter staat. Ga geen opdrachten van mij uitvoeren als je het nut er niet van inziet. Het heeft geen enkele zin om te werken aan iets waar je zelf niet in gelooft. Laten we eerst zoeken naar dat waar jij diep van overtuigd bent dat moet gaan veranderen of gebeuren in je leven. Dit leggen we samen biddend aan God voor. Zonder deze overgave van het hart aan God zelf, is therapie of pastorale begeleiding een riskante zaak. Je loopt het gevaar niet verder te komen dan het gevoel of het verstand van de betreffende persoon. Op zich niet onzinnig, maar je mist de kern van de zaak als het hart, de oorsprong van zijn leven, wat hij ten diepste eigenlijk wil, buiten beschouwing blijft. Hulpverlening of pastoraat wordt dan lauw. Het blijft een uitwisselen van feiten of problemen of mogelijke oplossingen. Als de hulpvrager zijn hart er op gaat zetten om te veranderen of te genezen, dan komt er beweging in het geheel.
Adam was geroepen om een actief mens te zijn. Actief in het heersen over de aarde. Actief in het namen geven aan alle dieren en planten, actief in de omgang met God zelf, actief in het vermenigvuldigen van de mens, actief in het verzorgen van tuin van God. Hij was als enige door God op aarde in staat gesteld om vooruit te denken, om te plannen, om iets te willen, om systematisch te denken, om te kiezen. De aarde was het domein dat God aan de mens had gegeven. Niet God zou direct de aarde besturen, maar de mens. Maar Adam werd een mens die zich liet overheersen door de woorden van een slang. Adam werd passief. Zijn vrouw beging een fatale vergissing, maar hij stond er bij en keek er naar. Hij liet het gebeuren.
Er wordt vaak naar Eva gekeken. Zij was degene die van de boom at, zij was degene die met de slang in gesprek ging. Zij was degene die Adam verleidde. Maar alles had anders kunnen lopen als Adam zijn actieve taak serieus had genomen. Hij had kunnen weten dat er iets niet klopte toen een slang een gesprek aanging met zijn vrouw. Hij had kunnen weten dat er iets niet in de haak was toen de slang zich ging verheffen tegen God. Hij kende God, hij wandelde met Hem in zijn tuin.
De trein
Het lijkt wel of er twee soorten mensen bestaan. Aan de ene kant is er een groep mensen die het leven beleeft als een lange treinreis. De trein rijdt, stopt soms, rijdt soms hard en soms langzaam. Je zit in een coupé en je kijkt door het raam naar buiten. Je ziet de verschillende landschappen en stations aan je voorbijglijden. Soms stappen er mensen in, soms stappen er mensen uit. Je probeert vanuit je coupé op de perronborden te kijken om erachter te komen waar jouw trein eigenlijk op weg naar toe is. Maar het is steeds niet te zien. De treinbestuurder is onzichtbaar. Hij zit achter een gesloten deur. Er komt geen conducteur langs, de andere passagiers lijken een andere, onbegrijpelijke taal te spreken. Sommigen converseren met elkaar, anderen kijken starend naar buiten, net als jij. Je geeft je er aan over, je laat je meevoeren. Dit plaatje lijkt model te staan voor een groep mensen met geestelijke en emotionele problemen.
Er zijn problemen ontstaan, je ziet ze aan je voorbijglijden, je weet niet hoe je er invloed op moet uitoefenen. Sterker nog: het leven heeft je duidelijk geleerd dat je geen invloed kunt uitoefenen op je problemen. Het begon al toen je kind was. Ineens was daar die persoon die over jouw grenzen heen ging als kind. Je besefte niet eens wat er gebeurde, en dacht dat het wel normaal zou zijn. Alleen mocht je er met papa en mama niet over praten. Dan zou er iets ergs gebeuren. Later gebeurde het nog een keer. Je broertje werd ziek. Je zag het verdriet bij je vader en moeder, en ook de pijn van je broertje. Na maanden van strijd was daar die afschuwelijke dag dat hij er niet meer was. Je vader en moeder hadden je verteld dat je nog dag mocht zeggen tegen hem, maar het was vreemd. Je begreep het niet. Toen was er de begrafenis. Je was erbij toen je broertje met wie je altijd zo leuk had gespeeld in een kist lag. Er werden liederen gezongen over God. Mensen vertelden je dat God voor je broertje zou zorgen, maar hij lag hier in een kist. God werd de treinbestuurder achter de gesloten deur. De dingen gebeurden gewoon en je kon er geen invloed op uitoefenen.
Zo ging het verder in je leven. Er waren mooie tijden en er waren slechte tijden. Maar je had geleerd je er maar gewoon aan over te geven. Het leven had je duidelijk bewezen dat je niets te willen hebt. Er is niks te kiezen. De dingen gebeuren gewoon, of je nou wilt of niet. En zo rol je van het één in het ander. Je studie, je beroep, je relaties, je gemeente, je geloof, het gebeurt allemaal ....
Veel christenen die in psychische of geestelijke nood terecht zijn gekomen, hebben de overtuiging dat ze niets te willen hebben. Ze komen bij jou als pastoraal werker terecht. Misschien omdat er relatieproblemen zijn, misschien omdat er depressie of angstproblemen zijn. Of een geloofscrisis. Bestaat God wel echt? Kom ik hier ooit nog uit? Wat moet ik doen? Ze zijn blij dat jij als pastoraal werker hun coupé binnenstapt en hun taal lijkt te spreken. Hun hoop is op jou gevestigd. Zoals andere mensen en gebeurtenissen ook een grote invloed op hen hebben gehad, zo zul jij dat misschien ook kunnen hebben. Maar dan positief. Hun verwachting is op jou gericht. Jij bent de pastoraal werker. Jij hebt er cursussen voor gevolgd. Sterkte ... !
Het kernwoord bij deze mensen is ‘passiviteit’. Ze laten zich meenemen, meevoeren. Hun bestaan lijkt meer op overleven dan op leven. Hun verwachting is gericht op de omstandigheden. ‘Als mijn man nou eens wat meer oog had voor mij ...’, ‘Kijk, als ik nou een andere baan zou vinden, dan zou het allemaal wel anders gaan’. Op zichzelf beslist geen onzin. Je man heeft invloed op je leven, het al of niet hebben van een baan waar je plezier in hebt, doet zeker iets met je. Maar als de omstandigheden je leven bepalen, ben je als een opblaas-strandbal die door de wind en de golven van de zee alle kanten op geslingerd kan worden. Het ding is te licht, heeft te weinig massa, om zijn richting vast te houden. Een schop of een duw in de goede richting heeft zeker succes, maar er is soms zoveel tegenwind op het strand. Een echte voetballer kan niks met zo’n bal. De beste voetbalspits krijgt het ding niet in het doel als de wind een beetje tegenzit. De bal buigt af, en de keeper hoeft er weinig moeite voor te doen om deze bal tegen te houden. Er zit geen doelgerichte beweging in de bal.
Het paard
Er is ook een andere groep mensen. Hun beleving van het leven is te vergelijken met een ruiter op een paard. Een paard leeft. Een paard is een edel dier, maar kan wel een grillig karakter hebben. Paardrijden vraagt oefening. Uren en uren van oefening. Jij moet het dier leren kennen, het dier moet jou leren kennen. Je krijgt zadelpijn, spierpijn. Het hobbelt en schudt en bij de eerste draf sta je doodsangsten uit. Je moet je vastgrijpen om er niet af te vallen. Maar na weken oefenen en proberen is het zover: je eerste rit alleen met je eigen paard. Het is kicken! Je voelt je zo vrij als een vogel in de lucht. Je paard ruikt de boslucht en je beseft ineens wat het woord paardenkracht betekent. Je geeft hem de sporen en daar ga je! Wauw!
Aan paardrijden zitten grenzen. Als je bij Hoek van Holland je paard richting de Noordzee stuurt met de bedoeling om even in Londen te kijken gaat er geheid iets mis. Niet alles kan. Zo is het in het leven ook. Niet alles is mogelijk. Er zijn grenzen waar je het mee moet doen. Je leeftijd, je bril, je grijze haren bepalen je er iedere dag bij dat je binnen bepaalde grenzen leeft waar je geen invloed op kunt uitoefenen. Maar binnen die grenzen is er van alles mogelijk.
Ik heb ontdekt dat wanneer mensen zich kunnen schikken in de grenzen die er aan hun leven gesteld zijn, maar dat ze binnen deze grenzen durven de ruimte durven te benutten die God heeft gegeven, dat er een geestelijke vrijheid ontstaat waarbinnen een gezond geestelijk functioneren kan plaatsvinden. Alleen zijn geeft grenzen, een huwelijk geeft grenzen, je leeftijd geeft grenzen, je geslacht geeft grenzen. Sommige mensen willen deze grenzen niet onder ogen zien, of willen de ruimte die er binnen deze grenzen is niet onder ogen zien. Dit legt een voedingsbodem voor het ontwikkelen van allerlei geestelijke en emotionele problemen.
Mensen die actief in het leven staan zijn te vergelijken met een professionele zware leren voetbal. Wanneer de geoefende voetballer deze bal aan zijn voeten krijgt merkt hij dat de bal goed te sturen is. Het ding is hard, heeft gewicht, heeft body. Als je hem een goeie schop geeft dan houdt deze bal zijn snelheid en zijn richting vast. De keeper moet zijn volle gewicht en concentratie inzetten om deze bal nog te stoppen. Het is een bal om mee te scoren. Er is actie, beweging, richting aan te geven. Als ‘ie een zet krijgt, dan gaat ‘ie.
In pastoraat is het van groot belang om te zien of iemand passief dan wel actief in het leven staat. Bij de actieve mens kunnen de problemen net zo groot worden als bij de passieve mens. Alleen als je iemand gaat begeleiden als pastoraal werker, dan merk je al snel of iemand richting kan brengen in zijn leven. Je merkt het aan de manier van praten. De actieve persoon stelt zich verantwoordelijk op voor zijn eigen leven. De passieve persoon houdt anderen of omstandigheden verantwoordelijk. De actieve persoon wil iets doen aan zijn problemen, de passieve persoon hoopt dat de problemen op een of andere manier zullen verdwijnen.
Eén van de eerste dingen die ik bij mensen in hulpverlening helder probeer te krijgen is de wilskracht. Als die er niet of nauwelijks is, richt ik daar als eerste mijn aandacht op, en niet op de depressie, de angst, de verslaving of de relatieproblemen. Het is voor veel pastoraal werkers een valkuil om met iemand aan de slag te gaan die eigenlijk zelf niet gelooft dat hij nog iets te willen heeft in het leven. Mensen zullen vanuit de trein in het zadel moeten komen te zitten, wil hulpverlening enige kans van slagen hebben. Het is opvallend dat de Here Jezus bij genezing vaak aan de zieke vroeg: wat wil je dat ik voor je doe? Hij deed een appèl op de wil van de zieke. Hij reageerde op datgene wat de zieke zelf aangaf. Onze wil heeft heel veel met ons geloof te maken. Het geloof is geen zaak van ons gevoel of van ons verstand. Het is een zaak van ons hart. Als mensen hun hart ergens op durven zetten, dan gebeurt er iets. Zowel bij christenen als niet-christenen. Het is daarom dat God ons hart wil hebben. Dat is het meest krachtige dat de mens in zich heeft. Het is de kern van zijn persoonlijkheid. De Spreuken-schrijver waarschuwt ons om ons hart te bewaren boven alles wat te bewaren is, want van daaruit komen de oorsprongen van het leven voort. God zoekt ons hart, de diepste plaats waar we onze keuzes maken. In pastorale contacten is het van groot belang om in contact te komen met het hart van de hulpvrager. Waar zit zijn pijn? Waar zitten zijn beschadigingen? En waar wil hij ten diepste zijn hart op gaan zetten? Ik zeg altijd tegen mensen: ga alleen aan de slag met dingen waar je zelf helemaal achter staat. Ga geen opdrachten van mij uitvoeren als je het nut er niet van inziet. Het heeft geen enkele zin om te werken aan iets waar je zelf niet in gelooft. Laten we eerst zoeken naar dat waar jij diep van overtuigd bent dat moet gaan veranderen of gebeuren in je leven. Dit leggen we samen biddend aan God voor. Zonder deze overgave van het hart aan God zelf, is therapie of pastorale begeleiding een riskante zaak. Je loopt het gevaar niet verder te komen dan het gevoel of het verstand van de betreffende persoon. Op zich niet onzinnig, maar je mist de kern van de zaak als het hart, de oorsprong van zijn leven, wat hij ten diepste eigenlijk wil, buiten beschouwing blijft. Hulpverlening of pastoraat wordt dan lauw. Het blijft een uitwisselen van feiten of problemen of mogelijke oplossingen. Als de hulpvrager zijn hart er op gaat zetten om te veranderen of te genezen, dan komt er beweging in het geheel.